Meiseniers waren een soort derde stand tussen de adel en de lijfeigenen.

Deze bestond aleen in het zuid-westen van het Hertogdom Brabant.

 

Meestal waren het grote boeren, waarschijnlijk nazaten van oudtijds

vrijgemaakte lijfeigenen of van vrijen.

 

 

Zij waren echter verbonden aan de dienst van de heer of zijn huis:

 

* Zo moesten zij soms onder de wapens en moesten zij bv. paarden of

karren leveren voor de oorlog.

* Anderzijds waren zij vrijgesteld van de Dode Hand en van alle karweien.

* Ook moesten zij geen tol betalen en mochten zij alleen voor hun eigen

schepenbank gevonnist worden waar ook ze een misdrijf hadden gepleegd.

 

 

De nagelaten meiseniersbrieven ( verleden voor, meestal de schepenbank van

Grimbergen), zijn voor genealogen een echte schat om soms tot het einde der

jaren 1400 op te klimmen.

 

Terug naar vorige pagina